-
1 in lachen uitbarsten
in lachen uitbarsten -
2 in lachen uitbarsten
in lachen uitbarstenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > in lachen uitbarsten
-
3 in lachen uitbarsten
гл.общ. разражаться смехом -
4 uitbarsten
1 [plotseling fel uiten] burst out2 [met betrekking tot vulkaan] erupt♦voorbeelden:in lachen uitbarsten • burst out laughingin tranen uitbarsten • burst out crying -
5 lachen
1 rire♦voorbeelden:1 je blijft lachen! • c'est trop ridicule!er is, valt niets te lachen • il n'y a pas de quoi (en) rirelaat mij niet lachen! • laissez-moi rire!in lachen uitbarsten • éclater de rirezich krom, slap, zich halfdood lachen • se tordre de riredan zou je lachen, hè? • tu trouverais ça drôle, hein?in zichzelf lachen • rire intérieurementom, over iets lachen • rire de qc.iemand aan het lachen maken • faire rire qn.niet meer bijkomen van het lachen • rire à en perdre haleinezich bescheuren van het lachen • être écroulé (de rire)dubbel liggen van het lachen • être plié en deux→ link=boer boer -
6 burst out laughing
in lachen uitbarsten -
7 shake one's sides with laughing
in lachen uitbarsten -
8 explode
v. ontploffen, opblazen, kapot slaan[ iksplood]1 exploderen ⇒ ontploffen, (uiteen)barsten3 snel/plots stijgen♦voorbeelden:explode with laughter • in lachen uitbarstenII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden: -
9 esclaffer
esclaffer (s') [esklaafee]〈 werkwoord〉1 in lachen uitbarsten ⇒ 't uitschateren, 't uitproestenv( s'esclaffer) in een schaterlach uitbarsten -
10 proesten
-
11 proesten
-
12 разражаться смехом
vgener. in lachen uitbarsten, uitschietenRussisch-Nederlands Universal Dictionary > разражаться смехом
-
13 burst of laughter
-
14 explode with laughter
explode with laughter -
15 eruption of laughter
het in lachen uitbarsten, uitbarsting van gelach -
16 partir
partir [paartier]1 vertrekken ⇒ weggaan, -rijden, afvaren, -reizen, starten5 verdwijnen ⇒ weggaan, eruit gaan♦voorbeelden:le voilà parti • daar begint hij weer, hij zit weer op zijn stokpaardjepartir à, pour • vertrekken naar, voorpartir en voyage • op reis gaanpartir en guerre contre qc. • tegen iets ten strijde trekkenà vos marques! prêts? partez! • op uw plaatsen! klaar (voor de start)? af!2 vous êtes mal parti, vous devriez changer de méthode • u pakt het verkeerd aan, u zou een andere methode moeten volgenà partir de • vanaf, vanuit, uità partir d' aujourd'hui • voortaan, van nu af aanil est parti de rien • hij is met niets begonnenen partant de ce principe • uitgaande van dit principele quatrième en partant de la droite • de vierde van rechtsII 〈 overgankelijk werkwoord〉→ maillev1) vertrekken3) exploderen4) aanslaan, starten5) verdwijnen, weggaan -
17 partir d' un éclat de rire
partir d' un éclat de rireDictionnaire français-néerlandais > partir d' un éclat de rire
-
18 разражаться смехом
vgener. in lachen uitbarsten, uitschieten -
19 herausplatzen
-
20 loslachen
loslachen
- 1
- 2